www.hullygully.nl

WWW.HULLYGULLY.NL

WWW.HULLYGULLY.NL NIEUWS

12 mei 2007

Karel Loeff opent kermistentoonstelling 'altijd prijs'

10 mei.- Drs. Karel Loeff, architectuurhistoricus ,kermis intendant en voorzitter van de Historische Kring Laren opende dinsdagavond jl. de verrassende kermistentoonstelling ‘Altijd Prijs! Kermis & Kunst’ in Singer Laren. Voor een honderdtal genodigden gaf hij een boeiende verhandeling over kunst en commercie, over kunst en kermis. Singer Laren staat deze zomer t/m 2 september in het teken van kermis met een familietentoonstelling waar Nederlandse en Vlaamse schilders zijn vertegenwoordigd en waar veel te doen, te zien en te ontdekken is voor kinderen. In de tuin van het museum komt een nostalgische kermis. De verhandeling van Karel Leoff kunt u hieronder lezen.

Dames en heren. Afgelopen zondag was ik bij het afscheid van Jan Pieter Glerum. Hij vertelde tijdens zijn laatste veiling een aantal bijzondere anekdotes. Eén ervan ging over zijn studietijd. Bij de toenmalige keuze voor zijn baan bij het veilinghuis Mak waarschuwde zijn hoogleraar hem voor het combineren van zijn twee grote voorliefdes: handel en kunst gaan nooit samen!

Of dat zo is? Jan Pieter Glerum zou afscheid nemen als Nederlands meest bekende veilingmeester, mede dankzij zijn haarlok, maar vooral vanwege kennis en zijn karakteristieke manier van veilen, voor iedereen bekend van de TV programma´s bij de AVRO.

Toen ik deze anekdote van Glerum hoorde moest ik onmiddellijk terugdenken aan mijn eigen studietijd, iets minder lang geleden weliswaar. Ik sta hier wel als voorzitter van de stichting kermis-cultuur, maar heb diezelfde studie kunstgeschiedenis als achtergrond. Niet zozeer de handel was tijdens mijn studietijd mijn hobby, maar de kermis. En zoals Glerum werd gemaand door zijn hoogleraar zo trokken mijn docenten en medestudenten op zijn minst hun wenkbrauwen op als ze hoorden van mijn deze toch wel uitzonderlijke hobby. In de wetenschappelijke, universitaire wereld gaan net als handel en kunst de kermis en kunst eigenlijk niet samen.

Toch bleef ik bij mijn gevoel deze twee hobby’s eens te kunnen combineren. Ik ben daarom bijzonder blij met deze tentoonstelling en hoop ook dat we hiermee in breder perspectief ook nieuwe bezoekers naar het museum kunnen trekken. De aanwezige leden van het college en de raad van deze gemeente zullen het denk ik met me eens zijn dat het bijzonder moeilijk is om mensen die nu eenmaal niet in kunst geïnteresseerd zijn of erger…een vooroordeel hebben over de drempel van het museum heen te krijgen. Laten we hopen dat een lichtvoetig onderwerp als kermis in de kunst het ijs kan breken.

Goed: die kermis dus: net zo als ik van kinds af aan werd aangetrokken om een voor mij onbekend museum binnen te stappen moest en zou ik met trein en fiets de meest uiteenlopende kermissen langs. Daar legde ik met mijn fototoestel de eerste attracties vast, leerde ik over de wereld van het reizen en het leven achter de kermis, en bouwde zo vele waardevolle contacten op met kermisexploitanten, waarvan ik enkelen onder mijn beste vrienden schaar.

Met deze laatste opmerking kan ik altijd veel verbazing opwekken in die andere wereld, de wereld waarin ik mijn vak uitoefen. Al heel vaak heb ik moeten uitleggen wat mijn fascinatie is voor dat wat in de ogen van velen een platte, eendimensionale wereld vol herrie, kitsch en goedkoop amusement is. Gelukkig kan ik dan terugvallen op de deskundigen van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Meertens Instituut. En men begrijpt mijn argumenten, al is het vooroordeel hardnekkig. Zelfs het kabinet Balkenende, dat stimulering van de Volkscultuur (hoe bestaat het) hoog in het vaandel, ja zelfs in het regeerakkoord heeft staan, wil het niet begrijpen. Kermis is geen volkscultuur en de BTW op de suikerspin moet dus fors worden verhoogd.

Overigens: ik hoorde een mooie anekdote van een kermisambtenaar van een gemeente die op bezoek was bij het ministerie van financiën. In de hal van het nieuwe gebouw van het Ministerie hangt een heel groot schilderij…met daarop diverse kinderen die genieten in een draaimolen of carrousel. Nu weten we hoe de men de inspiratie heeft opgedaan: met kermiskunst!

Maar goed, nog even terug naar de kermiswereld: want zoals ik aan mijn opdrachtgevers soms mijn fascinatie voor de kermis uitleg evenzo goed moest ik aan de bevriende kermisexploitanten uitleggen wat ik nou moest met kunst, monumenten en musea. Musea waar zij weliswaar nooit binnen waren geweest, maar waar ze altijd meteen een heel duidelijke mening over hadden. Dat ik kennelijk iets had kunst had, tja… dat was verbazingwekkend… en nog meer dat ik er ook nog mijn geld mee moest verdienen. Handel en kunst, daar konden ze zich nog wel wat bij voorstellen, maar kermis en kunst, dat leek onverenigbaar.

Behalve ikzelf, als toen nog studerende liefhebber, hebben meer mensen geworsteld met het probleem om het fenomeen kermis te duiden, en een plek te geven die het verdient. Over de geschiedenis van de kermis is in ons land relatief weinig gepubliceerd. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Engeland, waar een speciaal studiecentrum- en archief is gevestigd, en Duitsland, waar in München zelfs een kermishoogleraar is die gespecialiseerd is in attractiegeschiedenis.

In Nederland organiseerde het Nederlands Centrum voor Volkscultuur in 1988 in het toenmalige pretpark ‘De Beekse Bergen’ voor het eerst een heus ‘congres’ over de kermis. Ik herinner me nog de positieve opschudding die dat binnen de kermiswereld bracht: eindelijk kwam er wetenschappelijke aandacht voor het fenomeen kermis. Met de sociologische studie van professor Gerrit Jansen ‘een roes van vrijheid’ kreeg de kermiswereld zelfs een echte ‘kermisprofessor’, en zoals dat gaat werd Jansen talloze keren opgevoerd als spreekbuis voor een bedrijfstak die eindelijk wel eens serieus genomen wilde worden.

Tijdens het Maliebaanfestival in Utrecht, eveneens een initiatief van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, werden kermis en kunst voor het eerst direct aan elkaar gekoppeld. Het Genootschap Kunstliefde hield een expositie van hedendaagse kunstenaars die zich hadden laten inspireren door dit thema. Of er op die tentoonstelling ook echt veel kermisexploitanten kwamen weet ik niet, maar in ieder geval kwamen er mensen op af die iets hadden met het fenomeen kermis, en dat vertaalde zich –in mijn herinnering- in het grote aantal rode stippen tijdens deze bijzondere verkoopexpositie.

In 2002 werd in ons taalgebied voor het eerst in een overzicht aandacht besteed aan kunst en kermis. In dat jaar verscheen de bundel ‘Kennis, kunstjes en kunnen, met als ondertitel Kermis: de wondere wereld van glans en glitter’. Het was een initiatief van Johanna Jacobs, conservator van museum Het Markiezenhof in Bergen op Zoom, dat zoals u weet een grote collectie op het gebied van de historische kermis huisvest in haar fraaie stadspaleis, en tevens al tientallen jaren bezig is met het verzamelen van kermiskunst in de breedste zin des woords.

In de bundel staat een boeiende bijdrage van Marleen Dominicus-van Soest: de kermis in de beeldende kunst. Haar overzicht vangt aan in de 16de eeuw bij Pieter Breugel. Breugel geeft in zijn werken ‘de kermis van Hoboken’en de “st. Joriskermis’de oorsprong weer van dit volksvermaak. De feestdag van de kerkheilige werd gevierd met een feestelijke mis: de kerkmis. In de tijd van Breugel ging die al gepaard met een feestelijke processie. (Net als in Laren overigens nog steeds het geval is) Naast de kerk en de processie wordt het grootste deel van het kunstwerk in beslag genomen door de boeren die, volgens het onderschrift ‘verblijven hun in sulken feesten, te dansen springhen en droncken drincken als beesten’. (Proost!)

Het manen of waarschuwen van de beschouwer was in de 16de en 17de eeuw de aanleiding voor kunstenaars om de kermis af te beelden. Goochel; Behalve herbergscenes uit de 17de eeuw komen ook kramen voor handelswaar vaak aan bod in de kunst uit die tijd. Vaak was aan de kermis de jaarmarkt gekoppeld, en dat bracht allerlei zeldzame, onbekende, fraaie, noodzakelijke of volstrekt onzinnige spullen met zich mee. Bekend is de prent van de Haagse Kermis van Daniel Marot. Uitgebracht in 1686 geeft deze enorme gravure van bijna een meter bij zestig centimeter een beeld van de kramen op het Lange Voorhout, precies op de plek waar anderhalve week geleden de Haagse koninginnekermis draaide. Aanleiding voor de prent was ‘de prince en princesse van Orange’ ofwel Willem en Mary, die zich in het jaar van vervaardigen aan de Haagse burgerij presenteerden. Prins ‘William’ had overigens een bijzondere voorliefde voor kermis, want toen hij in Engeland regeerde en het september werd verzuchte hij dat hij een vogel had willen zijn die kon vliegen, omdat het Haagse kermis was. Wat heb ik mijzelf dikwijls herkend in die koninklijke uitspraak als ik ver weg was van een door mij zo geliefd evenement…

De veelal topografische afbeeldingen van kermissen uit de 18de en 19de eeuw geven een goed beeld van de ontwikkeling van de kermis als volksvermaak. Voor de cultuurhistoricus zijn het onmisbare bronnen, voor duiding van attracties, maar ook de plek van de kermis in de stad en de stad als zodanig. Ze tonen de schaarse verlichting, de ‘paardenspullen’ in houten barakken met een soort Zaanse gevels, de oudste vormen van parade maken op eenvoudige stellages boven de entree, om zo bezoekers binnen te halen in hun nering.

Andere kunstwerken tonen de attracties op zich, zoals de interieurs van menagerieën ofwel de eerste dierentuinen. In reizende tenten kon het grote publiek voor het eerst kennismaken met de tot dan toe vaak volstrekt onbekende exotische dieren. In het Ca’Rezzonico in Venetie hangt een van mijn favorieten, en iedere keer ben ik erdoor gefascineerd. Het is een werk van de 18de eeuwse Italiaanse kunstenaar Pierro Longhi. De ‘Rinoceros’, toont een typisch Venetiaans carnavalspubliek dat achter een houten balustrade kijkt naar Clara, de neushoorn die in 1741 werd gevangen in India en in 1758 stierf in Londen, na een uitgebreide toernee langs kermissen en hoven.

Toen ik ten behoeve van het Open Monumentendagboekje voor de gemeente Amsterdam vorig jaar onderzoek deed naar gebouwen voor ontspanning en vermaak stuitte ik op een kunstwerk uit 1803 met het eerste panoramagebouw dat ons land aandeed. In een ronde tent, hing een groot geschilderd doek met ofwel een vreselijke veldslag ofwel een prachtig stadspanorama. Panoramagebouwen werden al snel een succes en zouden, net als veel andere uitvindingen zoals de bioscoop, die eveneens voor het eerst op de kermis werd gepresenteerd, in steen worden neergezet in allerlei steden over de hele wereld. Van de panoramagebouwen staat er in ons land nog één: het rijksmonument in de Haagse Zeestraat toont al meer dan een eeuw het gezicht op Scheveningen van de Haagse schoolschilder Willem Mesdag. Wat begon op de kermis is uiteindelijk kunst. (en ook nog eens het grootste schilderij van Nederland).

Ik weet, het is moeilijk om u zonder de plaatjes van hiervoor genoemde kunstwerken mee te nemen in de vervoering die ik zelf telkens voel als ik een kunstwerk zie met het thema kermis. Daarom denk ik dat het beter is als we straks gaan kijken in de prachtig ingerichte zalen van Singer en u de gedichtenbundel aanschaft waarin nog meer bijzondere kunstwerken rond dit thema zijn gegroepeerd. De tentoonstelling laat schilderijen zien uit de periode 1850-1950, het tijdperk waarin Singer Laren is gespecialiseerd.

Ik ben zeer blij dat de tentoonstelling –overigens heel toevallig- samenvalt met de revitalisering van de Larense kermis. In dit verband wil ik de inspirerende samenwerking noemen met Peter Kitzen en Albert Crans, mijn kermisteamgenoten, en Wethouder Janssen die zeer betrokken is bij het opnieuw op de kaart zetten van deze dorpse traditie in de eerste week van juli, vlak na de even traditionele Sint Jansprocessie. De Maliebaankermis dient hierbij als inspiratie, en ik ben daarom ook verheugd dat Ineke Strouken hier aanwezig is en zich zo enorm heeft ingespannen om de straks te presenteren gedichtenbundel te kunnen realiseren. Ineke Middag en de museumstaf van Singer Laren wil ik danken voor de professionele aanpak en opzet van de tentoonstelling. Het ziet er schitterend uit, maar dat zult u straks zelf zien en beleven. Johanna Jacobs van Het Markiezenhof wil ik in het bijzonder bedanken, voor haar enthousiasme, haar inzet ‘de klik’ van onze ideeën: want jij was het die aankwam met de kermisgedichten van Bert Bevers, en ook al een groot deel van de kermisschilderijen had geïnventariseerd. We koppelden beeldende kunst en dichtkunst aan elkaar, om zo te komen tot iets waarin we geloofden en nog steeds geloven, namelijk dat de kloof tussen kermis en kunst helemaal niet zo diep is als ie lijkt. Omdat je dat alles niet alleen tijdens, maar vooral ook naast je werk doet in het Bergense wil ik voor jou hier even in warm applaus. (en bloemetje!)

Blijft hier staan, de voorzitter van de stichting kermiscultuur. Een klein clubje enthousiastelingen, particulier initiatief, zoals ze dat noemen, dat zich -met alle pro’s en contra’s dat nu eenmaal het vrijwilligerswerk met zich meebrengt- op geheel eigen wijze probeert de kermis-Cultuur (C!) onder de aandacht te brengen. Ik laat aan anderen over of we daarin zijn geslaagd, maar ik denk dat we nog nooit samen met genoemde organisaties een zo fraaie tentoonstelling hebben kunnen maken.

Ja, en dan keer ik tot slot toch nog even terug naar de kunstwereld, de kermis en ‘de handel’. Want toen ik tijdens de opbouw van de tentoonstelling zag hoe kunstwerken uit België werden begeleid, verpakt, gecontroleerd, beschreven en geïnspecteerd, ging er opnieuw een wereld voor mij open. Wat u straks gaat bekijken, en ik richt me tot iedereen die niet houdt van kunst, is ongelooflijk veel geld waard. En dat besef je in een museum pas als je ziet hoe voorzichtig er tijdens transport met de kunstwerken wordt omgegaan. Het is immers geen veiling en er staan geen richtprijzen naast de lijsten. In klimaatbeheerste kisten kwamen unieke werken van Tytgat en Permeke naar het kunstenaarsdorp Laren. In die zin hebben musea over de hele wereld eigenlijk de rol van het kermiskijkvermaak overgenomen. De musea presenteren hun kostbaarheden van de meest uiteenlopende plekken op de wereld. Kunstwerken worden uitgeleend en reizen rond, ze fungeren soms als ware attracties. Bezoekers kijken naar grote namen, hopen stiekem zoiets bij opa op zolder te vinden of op de braderie om de hoek. En ja, musea zijn vaak ware kijkattracties, zoals ze ooit reisden op kermissen, voortgekomen uit panoptica, die mechanica, wassen beelden van beroemdheden, wreedheden, ziektes en andere zeldzaamheden lieten zien.

Het is jammer dat het niet gratis kan, maar ik hoop dat straks vele bezoekers langs de singerkassa schuifelen om een blik te werpen op een echte Tytgat, een Permeke, een Breitner of een Israels, misschien zelfs voor het eerst in hun leven. Laat u verleiden door vooral goed te kijken naar wat u ziet op elk schilderij, en wat het u doet. Kermismensen weten het meteen: iets is perfect geschilderd of het is echt helemaal niks. Een ding is zeker: echte kunst is met geen reproductie te evenaren. In die zin is het op de tentoonstelling kermis en kunst dus alleen al Altijd Prijs!

Bron, overgenomen met officiële toestemming : Internet Bode

Terug